donderdag 12 mei 2016

Argumentatie (SO6)




                                   Een optimistische visie over pessimisme.




   In deze woelige tijden waarin we overstelpt worden met berichtgeving over natuurrampen, oorlogen en terrorisme lijkt het bijna onmogelijk om je dag door te brengen als een echte positivo. Nochtans als je bij volle bewustzijn geniet van een ochtendwandeling in de natuur luisterend naar het geluid van de vogels, de zoemende insecten en de geur van de planten diep inademt, dan lijkt er geen vuiltje aan de lucht. Hoeven we dan echt niet te wanhopen? Is er nog hoop voor dit tranendal?

Gottfried Wilhelm Leibniz


  De Duitse filosoof Leibniz beweerde in het begin van de 18de eeuw dat God in zijn almacht en goedheid slechts de beste van alle denkbare werelden geschapen kon hebben. Leibniz had deze gedachte gedistilleerd uit zijn stelling dat het gehele universum inclusief de mens, existeert uit monaden, substanties die samen een harmonisch geheel vormen die door God voorzien zijn van een unieke samenhang met een voorgeprogrammeerde ontplooiing. Door deze ingenieuze melange kan de wereld alleen maar perfect en harmonieus zijn. Dit optimistisch systeem werd goed onthaald in de christelijke middens, maar het werd eveneens fel bekritiseerd.

Voltaire


 Zo was er de reactie van de Franse schrijver en filosoof Voltaire. Hij vond het bijvoorbeeld niet gepast dat een God zonder te verpinken een massa mensen laat omkomen in een natuurramp of een oorlog en dat deze Schepper armoede, ongeneeslijke ziekten en allerlei miserie toelaat in de beste wereld. Leibniz werd een optimist genoemd en men kan Voltaire als een pessimist beschouwen. Maar volgens de Bijbel schiep God in het begin de mens naar zijn evenbeeld. Vermits er optimisten en pessimisten bestaan op onze wereld zou God dan misschien ook deze karaktereigenschappen kunnen bezitten? Dit is misschien een te simpele redenering, want bestaat er eigenlijk wel een God, een schepper, een onbewogen beweger enzovoort enzoverder? Inderdaad een vraag die filosofen al millenia lang trachten op te lossen. Maar ik stel voor om dit enigma even in het midden te laten en ons te concentreren op wat we wel enigszins zeker weten.

   
Er is namelijk het bestaan van de natuur die ik reeds in mijn inleiding aangekondigd heb. Het valt niet te ontkennen dat de natuurlijke wereld waarin ons leven zich afspeelt, een zekere orde heeft in zijn chaotische verschijning. Een orde waarin de natuurelementen, planten en dieren zich blijkbaar zonder mopperen weten te handhaven. Er zijn natuurrampen zoals aardbevingen en vulkaanuitbarstingen die de plaatselijke natuurlijke wereld danig kunnen verstoren. Maar na enige tijd verschijnt er na deze ontwrichting ter plekke terug fauna en flora.




 Er is blijkbaar een zelfregulerende beweging die ondanks alles, zelfs na een in onze ogen negatieve natuuringreep, er voor zorgt dat er weer een positieve situatie volgt. Hierdoor durf ik te beweren dat het juist door dit negatieve er een actie in werking treedt die als doel heeft om alles terug aangenaam te laten verschijnen! Het is de mens die met zijn rede en verstand liever zelf als schepper en vernietiger optreedt, met als gevolg een onevenwicht. De ons toebedeelde affectieve toestanden: optimisme en pessimisme, die hierboven werden vermeld, maken deel uit van een interactie in ons doen en laten. Ze kunnen mogelijk aanleiding geven tot conflicten gaande van een ruzie tot een oorlog. Vermits wij deel uit maken van de natuur en haar onvermijdelijke gebeurtenissen, hebben we misschien nog steeds niet begrepen dat dit mechanisme zich ook in ons wezen bevindt. Ons ego echter misleidt ons en duwt ons in een oneindige cirkel van strijd en geweld. We lijken niet beter dan een dier dat strijdt om zijn territorium. Alleen beschikken wij wel over een verstand en de vrijheid om dit ego te kneden en om te buigen. Een vrijheid die ons door redeneren toelaat om ons een rol te laten spelen in een vreedzaam en harmonieus decor, want ik denk dat uiteindelijk bij de mens ook het positieve de bovenhand zal halen.

   Daarom, zoals de natuur zich in evenwicht houdt, zo zouden we misschien onze levenswijze kunnen aanpassen en ons door de natuur laten inspireren. Waar er een min is, is er ook steeds een plus, of waar er is een yin is, is en er ook een yang. Deze laatste stelling komt uit het Boek der Veranderingen of de I Tjing. Het is een klassieke Chinese tekst uit 2900 v. Chr. die een systeem bevat met als achtergrond “het in evenwicht brengen van tegenstellingen, de evolutie van gebeurtenissen als een proces en de acceptatie van het onvermijdelijke”. Dit brengt ons terug bij de Duitse filosoof Leibniz die het Confucianisme bewonderde en ontdekte via de jezuïeten uit China. Zijn bewering als christelijke rationalist: de beste van alle denkbare werelden, die volgens mij beïnvloed was door de oosterse filosofie, is daarom nog steeds waardevol en een bron voor reflectie.
  Ik eindig met een uit het Chinees vertaald citaat uit de I Tjing:



'Omhoog blikkend beschouwen wij met zijn hulp de tekenen aan de hemel; omlaag blikkend onderzoeken wij de lijnen der aarde. Zo komen wij tot een juist begrip van de verhouding tussen donker en licht. Door terug te gaan tot de allereerste aanvang der dingen en ze tot het einde te vervolgen, leren we de lessen van geboorte en dood begrijpen. De vereniging van zaad en kracht brengt de dingen voort; het ontwijken van de ziel bewerkt de verandering: daardoor leren wij de toestanden van de uitgaande en terugkerende geesten begrijpen.’ (Wilhelm 1983, Eerste Afdeling, Hoofdstuk IV) 


Bibliografie:
Blok, Frits. The I Ching: Landscapes of the Soul. De Rijp: Konemann, 2002
Leibniz, Gottfried Wilhelm. Monadologie, ed. Hubertus Busche. Berlijn: Walter De Gruyter, 2008.
Voltaire. Candide of Het Optimisme, vert. Hans van Pinxteren. Amsterdam: Atlas, 1998.
Wilhelm, Richard. I Tjing, vert. A. Hochberg – van Wallinga. Amsterdam: L. J. Veen, 1983.