Een
optimistische visie over pessimisme.
In deze woelige tijden waarin
we overstelpt worden met berichtgeving over natuurrampen, oorlogen en
terrorisme lijkt het bijna onmogelijk om je dag door te brengen als een echte positivo. Nochtans als je bij volle
bewustzijn geniet van een ochtendwandeling in de natuur luisterend naar het
geluid van de vogels, de zoemende insecten en de geur van de planten diep
inademt, dan lijkt er geen vuiltje aan de lucht. Hoeven we dan echt niet te wanhopen?
Is er nog hoop voor dit tranendal?
Gottfried Wilhelm Leibniz |
De Duitse filosoof Leibniz beweerde in het
begin van de 18de eeuw dat God in zijn almacht en goedheid slechts de beste van alle denkbare werelden geschapen
kon hebben. Leibniz had deze gedachte gedistilleerd uit zijn stelling dat het
gehele universum inclusief de mens, existeert uit monaden, substanties die samen een harmonisch geheel vormen die
door God voorzien zijn van een unieke samenhang met een voorgeprogrammeerde
ontplooiing. Door deze ingenieuze melange kan de wereld alleen maar perfect en
harmonieus zijn. Dit optimistisch systeem werd goed onthaald in de christelijke
middens, maar het werd eveneens fel bekritiseerd.
Voltaire |
Zo was er de reactie van de Franse schrijver
en filosoof Voltaire. Hij vond het bijvoorbeeld niet gepast dat een God zonder
te verpinken een massa mensen laat omkomen in een natuurramp of een oorlog en
dat deze Schepper armoede, ongeneeslijke ziekten en allerlei miserie toelaat in
de beste wereld. Leibniz werd een optimist genoemd en men kan Voltaire
als een pessimist beschouwen. Maar volgens de Bijbel schiep God in het begin de
mens naar zijn evenbeeld. Vermits er optimisten en pessimisten bestaan op onze
wereld zou God dan misschien ook deze karaktereigenschappen kunnen bezitten? Dit is misschien een te simpele
redenering, want bestaat er eigenlijk wel een God, een schepper, een onbewogen
beweger enzovoort enzoverder? Inderdaad een vraag die filosofen al millenia
lang trachten op te lossen. Maar ik stel voor om dit enigma even in het midden
te laten en ons te concentreren op wat we wel enigszins zeker weten.
Er is namelijk het bestaan van de natuur die ik reeds in mijn inleiding
aangekondigd heb. Het valt niet te ontkennen dat de natuurlijke wereld waarin
ons leven zich afspeelt, een zekere orde heeft in zijn chaotische verschijning.
Een orde waarin de natuurelementen, planten en dieren zich blijkbaar zonder
mopperen weten te handhaven. Er zijn natuurrampen zoals aardbevingen en
vulkaanuitbarstingen die de plaatselijke natuurlijke wereld danig kunnen verstoren. Maar na enige tijd verschijnt
er na deze ontwrichting ter plekke terug fauna en flora.
Er is blijkbaar een zelfregulerende beweging
die ondanks alles, zelfs na een in onze ogen negatieve natuuringreep, er voor
zorgt dat er weer een positieve situatie volgt. Hierdoor durf ik te beweren dat
het juist door dit negatieve er een actie in werking treedt die als doel heeft
om alles terug aangenaam te laten verschijnen! Het is de mens die met zijn rede
en verstand liever zelf als schepper en vernietiger optreedt, met als gevolg
een onevenwicht. De ons toebedeelde affectieve toestanden: optimisme en
pessimisme, die hierboven werden vermeld, maken deel uit van een interactie in
ons doen en laten. Ze kunnen mogelijk aanleiding geven tot conflicten gaande
van een ruzie tot een oorlog. Vermits wij deel uit maken van de natuur en haar
onvermijdelijke gebeurtenissen, hebben we misschien nog steeds niet begrepen
dat dit mechanisme zich ook in ons wezen bevindt. Ons ego echter misleidt ons
en duwt ons in een oneindige cirkel van strijd en geweld. We lijken niet beter
dan een dier dat strijdt om zijn territorium. Alleen beschikken wij wel over
een verstand en de vrijheid om dit
ego te kneden en om te buigen. Een vrijheid die ons door redeneren toelaat om
ons een rol te laten spelen in een vreedzaam en harmonieus decor, want ik denk
dat uiteindelijk bij de mens ook het positieve de bovenhand zal halen.
Daarom, zoals de natuur zich in evenwicht
houdt, zo zouden we misschien onze levenswijze kunnen aanpassen en ons door de
natuur laten inspireren. Waar er een min
is, is er ook steeds een plus, of
waar er is een yin is, is en er ook
een yang. Deze laatste stelling komt
uit het Boek der Veranderingen of de I Tjing. Het is een klassieke Chinese
tekst uit 2900 v. Chr. die een systeem bevat met als achtergrond “het in
evenwicht brengen van tegenstellingen, de evolutie van gebeurtenissen als een
proces en de acceptatie van het onvermijdelijke”. Dit brengt ons terug bij de
Duitse filosoof Leibniz die het Confucianisme bewonderde en ontdekte via de
jezuïeten uit China. Zijn bewering als christelijke rationalist: de beste van alle denkbare werelden, die
volgens mij beïnvloed was door de oosterse filosofie, is daarom nog steeds
waardevol en een bron voor reflectie.
Ik eindig met een uit het Chinees vertaald
citaat uit de I Tjing:
'Omhoog blikkend beschouwen wij met zijn hulp de tekenen aan de hemel;
omlaag blikkend onderzoeken wij de lijnen der aarde. Zo komen wij tot een juist
begrip van de verhouding tussen donker en licht. Door terug te gaan tot de
allereerste aanvang der dingen en ze tot het einde te vervolgen, leren we de
lessen van geboorte en dood begrijpen. De vereniging van zaad en kracht brengt
de dingen voort; het ontwijken van de ziel bewerkt de verandering: daardoor
leren wij de toestanden van de uitgaande en terugkerende geesten begrijpen.’ (Wilhelm 1983, Eerste Afdeling, Hoofdstuk IV)
Bibliografie:
Blok,
Frits. The I Ching: Landscapes of the
Soul. De Rijp: Konemann, 2002
Leibniz,
Gottfried Wilhelm. Monadologie, ed.
Hubertus Busche. Berlijn: Walter De Gruyter, 2008.
Voltaire.
Candide of Het Optimisme, vert. Hans
van Pinxteren. Amsterdam: Atlas, 1998.
Wilhelm,
Richard. I Tjing, vert. A. Hochberg –
van Wallinga. Amsterdam: L. J. Veen, 1983.