maandag 18 april 2016

Een opmerkelijke ontmoeting ...




Dr. Georges De Schrijver
                                       

   Dinsdagavond 12 april ’16 woonde ik een lezing bij in het Elcker-Ik[1] centrum te Antwerpen.
Ons groepje bestaande uit een tiental personen werd door dr. Georges De Schrijver, Prof. Emer. Theoloog in kennis gebracht van de werken van de Italiaanse filosoof Giorgio Agamben. Deze laatste was voor mij een onbekende en het was vooral het aangekondigde spirituele en religieuze thema, zijnde: De determatie en het ontwerp van een nieuwe mensheid, dat mijn nieuwsgierigheid tot het bijwonen van de lezing had gewekt. Ondanks dat de theoloog geplaagd werd door een verkoudheid deelde hij op een bijzondere geanimeerde en gestructureerde wijze zijn kennis mee over bovengenoemde filosoof.

Giorgio Agamben


  Na een kort overzicht van zijn levensloop waarin ook de namen Martin Heidegger en Walter Benjamin een belangrijke rol speelden, ging de professor dieper in op het boek Homo sacer (oorspronkelijk 1995) waarbij alleen al de titel voor reflectie zorgt want sacer betekent zowel heilige als outlaw. Het boek beschrijft hoe een gevangene van een concentratiekamp, een vluchteling en zelfs een comapatiënt existeren in een schemerzone waarin zij tussen leven en dood zweven. Agamben ziet in hen verschijningen van de homo sacer. Het is de staat of de soeverein, meestal maar niet noodzakelijk een tiran, die beslist dat iemand uitgestoten wordt als hij niet voldoet aan de gangbare waarden van deze staat. Deze beslissing houdt zelfs in dat men deze outlaw mag doden zonder dat men schuldig is aan moord. Deze onaangepaste personen krijgen een naakt bestaan en bevinden zich buiten deze totalitaire politieke ideeën, maar ze worden wel gecontroleerd en geobserveerd door de staat.
  Met het volgende geschreven werk Profanties en enkele nog onvertaalde essays met als inhoud de potentialiteit, het singuliere en het particuliere in mens en maatschappij kwamen we dan bij de kern van de lezing. Hoofdzakelijk werd de Brief van Paulus aan de Romeinen een boek in het Nieuwe Testament van de christelijke Bijbel als basis gebruikt voor deze hypothese waarin deze apostel op een duidelijke manier de regels van a new way of life aanbrengt. Te samen met de visie van Agamben geeft dit kort samengevat aan dat men gewoon zijn status behoudt zoals men is zijnde een man, vrouw, jood of niet-jood, van eender welk ras en gezond of mismaakt, maar ook rijk, arm, bakker, bankier, dief, enz. met wel met een klein verschil.
  Dit klein verschil is namelijk dat men elkaar respecteert in zijn unieke zijn en dat het woord bezit alleen van toepassing mag zijn op bezit van het leven dat ons gegeven is en niet op het beslag leggen op andere mensen hun leven (geen slaven meer) of het claimen van stukken aarde als zijnde dit is mijn land, want de wereld is van iedereen. Kortom een nieuwe levenswijze zou moeten opgestart worden, die an sich reeds door Jezus maar ook in andere religies al verkondigd werd. Hiermee is het uitbannen van geweld ontstaan door onze huidige hebberige en egoïstische omgang van primair belang.
   Wat bij mij meteen opviel is dat ik deze gedachtegang zelf onderschrijf en dat ik deze in mijn vorige blogs eveneens al beschreven heb, cfr. De apostel Paulus, René Girard, enz. Ik had in het midden van de lezing tijdens de pauze een boeiend gesprek met één van de toehoorders van deze lezing over dit onderwerp. Hij bleek ook nog een oud-leerling te zijn van onze lector en ik kwam alzo te weten dat professor De Schrijver een leeftijd had van ver over de tachtig. Hierdoor steeg de emeritus nog meer in mijn achting temeer voor de emeritus. Dankzij deze lezing voelde ik mij ook gesterkt in mijn dan toch niet zo vreemde en misschien wel utopische maar filosofisch-spirituele overtuiging.


Bibliografie:
Agamben, Giorgio, vertaling Ineke van der Burg Homo sacer: De soevereine macht en het naakte leven. Amsterdam: Boom, 2011.
Agamben, Giorgio, vertaling Ype de Boer Profanties. Amsterdam: Boom, 2015.



[1] Elcker-Ik Centrum, Breughelstraat 31-33, 2018 Antwerpen. www.elcker-ik.be
info@elcker-ik.be

vrijdag 8 april 2016

Bespreking (SO4)



Bespreking van ‘Deel 1 - Over de methode van René Descartes’.
   


   Het eerste belangrijke filosofisch boek dat ik las was een Nederlandstalige versie van René Descartes: Discours de la Méthode. Oorspronkelijk verscheen het in 1637 en het legde de kiem tot het ontstaan van het rationalisme.
   In het eerste deel vertelt Descartes op een autobiografische en verhalende wijze waarom hij het nodig achtte zelf op zoek te gaan naar de verklaring der wetenschappen. Hij wou zelf een weg vinden naar de waarheid. Hij nam dan ook een kordaat besluit: ”Zodra ik de leeftijd had bereikt waarop ik mij aan het gezag van mijn leermeesters kon onttrekken (…)  nam [ik] het besluit om naar geen andere wetenschap meer te streven dan die welke ofwel in mijzelf ofwel in het grote boek der wereld te vinden zou zijn en gebruikte de rest van mijn jongelingsjaren om te reizen;” (Descartes 1977, 48, mijn cursivering). Door deze actie verklaart hij verder dat het de bedoeling was zich te mengen in andere gemeenschappen van alle standen zodat hij ook andere meningen kon opdoen en dat de nieuwe ervaringen en ontmoetingen hem iets nieuws zouden leren (Descartes 1977, 48-49).
   Descartes laat misschien in dit citaat enigszins doorschemeren dat schoolse studie hem niet veel wijzer heeft gemaakt, maar we kunnen wel aannemen dat hij ontevreden was over deze opgedane kennis. Nochtans is het dankzij deze opvoeding, en dan nog wel bij de respectabele jezuïeten, dat hij in staat was om zo nieuwsgierig de wereld te gaan exploreren. Men heeft tenslotte een basis nodig die opgebouwd is uit kennis, vaardigheden en een denkwijze. Deze mentale bagage is de bron tot verdere onderzoeking en ze geeft brandstof voor het opzoeken van nog meer kennis.
   Ik ben het volkomen eens dat wanneer een mens een andere wereld met open geest bewandelt hij deze nieuwe onbekende ervaringen hem meer rijkdom zullen verschaffen, niet alleen in kennis maar ook op ethisch en sociale vlak

Bibliografie:


Descartes, René. “Eerste Gedeelte.” In Over de methode, vertaling Theo Verbeek, Meppel: Boom, 1977.

donderdag 7 april 2016

Close Reading (SO3)


Enkele citaten uit Leviathan van Thomas Hobbes (1588-1679)





   De Engelse filosoof Thomas Hobbes heeft met het verschijnen van zijn meesterwerk Leviathan in 1651 voor veel controverse gezorgd en zijn theorie heeft gedurende meer dan drie eeuwen zowel tegenstanders als voorstanders gekend. Opmerkelijk is echter dat men zijn gedachten nog steeds aan de actualiteit kan toetsen. Ziehier enkele citaten uit hoofdstuk 13 die nog steeds van toepassing zijn op onze hedendaagse leefwereld.

Nature hath made men so equal, in the faculties of the body, and mind; as that
though there be found one man sometimes manifestly stronger in body, or of
quicker mind than another; yet when all is reckoned together, the difference
between man, and man, is not so considerable, as that one man can thereupon
claim to himself any benefit, to which another may not pretend, as well as he.[1]

    Hobbes verklaart in dit citaat dat de natuur iedere mens gelijkwaardig voorzien heeft van vermogens. Hoewel er iemand lichamelijk sterker kan zijn dan een zwakkere, deze zwakkere kan dan weer geestelijk sterker zijn dan een lichamelijk sterkere persoon met als conclusie dat er niemand het recht kan opeisen beter te zijn dan zijn medemens.

From this equality of ability, ariseth equality of hope in the attaining of our ends.
And therefore if any two men desire the same thing, which nevertheless they
cannot both enjoy, they become enemies; and in the way to their end, which is
principally their own conservation, and sometimes their delectation only, endeavour
to destroy , or subdue one another.[2]

   In dit citaat gaat Hobbes verder met de redenering dat wanneer mensen gelijk zijn ze ook gelijke kansen hebben om iets te verwezelijken of een doel te bereiken. Nochthans benadert de mens dit streven vanuit zijn eigen ego met als gevolg dat hij zich bedreigd voelt wanneer een andere persoon hetzelfde begeert, omdat hij er in feite alleen van wil genieten. De uitkomst geeft dat de mens uit zelfbehoud en vanuit zijn eigen begeerte de ander wil uitschakelen of overmeesteren.

Hereby it is manifest, that during the time men live without a common power
to keep them all in awe, they are in that condition which is called war; and
such a war, as is of every man, against every man.[3]

   Doordat de mens verwikkeld geraakt in een cirkel van onenigheid veroorzaakt door bovenvermelde machinatie onstaat er uiteindelijk een oorlog van allen tegen allen. Hobbes stelt vast dat alleen een gemeenschappelijke macht dit proces in toom kan houden. Dit brengt ons naar het hoofdthema van het boek Leviathan namelijk dat er een soeverein iemand moet zijn in een gemeenschap met een absolute macht die we vertrouwen en die door gebruikmaking van een wetssysteem onze beschaving bij elkaar houdt.

Bibliografie:
Leviathan
Hobbes, Thomas. Levithian. Edited by Michael Oakeshott. Oxford: Basil Blackwell, 1946.



[1] Hobbes, Thomas. “Chapter XIII.” in Leviathan: or the matter, forme and power of a Commonwealth ecclesiasticall and civil, edited by Michael Oakeshott, 80. Oxford: Basil Blackwell, 1946
[2] Hobbes, Thomas, Leviathan, 81
[3] Ibid.,82